Achtergrond
Dokter buiten de muren van het ziekenhuis
Chirurg, kinderarts of internist: specialismen binnen het ziekenhuis blijven bij aankomende artsen ongekend populair. Daarbuiten blijven veel vacatures juist onvervuld. Dit wringt aan alle kanten. Hoog tijd voor een bredere blik. Want nu al eindigt bijna 46% van de afgestudeerden als dokter buiten de muren van het ziekenhuis.
'Als ik zelf een gezondheidscentrum binnenga, zie ik een miniziekenhuis in de wijk'
Onder de radar De samenleving vergrijst, de comorbiditeit neemt toe en de zorg vindt steeds vaker plaats in de thuisomgeving. De artsen gaan letterlijk mee het ziekenhuis uit: bijna de helft van alle geneeskundestudenten eindigt in een extramuraal beroep.
Terecht, want in het maatschappelijke veld liggen veel kansen en uitdagingen. Preventie wordt steeds belangrijker, de jeugdzorg schreeuwt om artsen en een vak als arts infectieziektenbestrijding is zeer actueel. Toch zijn dergelijke beroepen nog onvoldoende in beeld bij geneeskundestudenten. Bedrijfsarts, sportarts, revalidatiearts of huisarts – dat klinkt hen nog wel bekend in de oren. Maar dat wordt al anders bij ‘exotische’ profielen als duikarts, forensisch arts, milieuarts, donorarts, arts maatschappij & gezondheid of arts beleid en advies. Dergelijke functies blijven meestal onder de radar.
De witte jas trekt De toekomst waar studenten van dromen, sluit niet aan bij de maatschappelijke vraag. Dit patroon zie je ook terug bij de studenten geneeskunde van de Faculteit der Geneeskunde VU: in 2019 koos 63% van hen voor de medische specialismen in het ziekenhuis. Sociale geneeskunde en huisartsgeneeskunde scoorden ieder maar 15%. Jack van Horssen, programmaleider bachelor geneeskunde VU, vindt de getallen niet verrassend. Het imago van de ‘witte jas’ is sterk. “Studenten hebben veelal dezelfde weg voor ogen: de master in en specialist worden in het ziekenhuis. Ze zien zichzelf al helemaal rondlopen als kinderarts of chirurg. De witte jassen zijn hun rolmodellen, want die komen ze het meest tegen in de opleiding.” Hij merkt dat extramurale specialismen een lagere status hebben. “Huisartsen vormen een uitzondering, maar de overige beroepen worden vaak beschouwd als B-keuze. Terwijl het juist de beroepen van de toekomst zijn. Als ik zelf een gezondheidscentrum binnenga, zie ik een miniziekenhuis in de wijk. De meeste studenten hebben daar weinig zicht op.”
Langs de zijlijn Het Capaciteitsorgaan houdt in Nederland in de gaten hoeveel basisartsen er instromen in de vervolgopleidingen en hoeveel artsen er per specialisme in de toekomst nodig zijn. Uit de cijfers blijkt dat de verhoudingen scheef zijn. Er zijn veel instroomplaatsen voor medisch specialisten, maar de belangstelling is groter dan het aanbod. Bij de extramurale plaatsen is de vraag juist groot, maar de belangstelling gering. Concreet betekent dit dat veel basisartsen langs de zijlijn staan, omdat ze geen opleidingsplaats kunnen vinden voor hun gedroomde specialisme. En dat de minder populaire, of misschien vooral minder bekende, disciplines hun opleidingsplaatsen niet gevuld krijgen.
'De toekomst waar studenten van dromen, sluit niet aan bij de maatschappelijke vraag'
'Veel basisartsen staan langs de zijlijn, omdat ze geen opleidingsplaats kunnen vinden'
Arbeidskrapte Het resultaat is dat bij veel van de extramurale beroepen de arbeidscapaciteit achterblijft, terwijl de zorgvraag alleen maar toeneemt. Vooral in de sociale geneeskunde gaan de komende jaren veel artsen met pensioen, waardoor het tekort aan bedrijfsartsen en verzekeringsartsen steeds nijpender zal worden. Dat is dramatisch, want het UWV worstelt nu al met te weinig artsen om de geplande arbeidsongeschiktheidskeuringen uit te voeren. De behoefte aan jeugdartsen en forensisch artsen blijft eveneens groot. Ook de groeiende vraag naar artsen verstandelijk gehandicapten, specialisten ouderengeneeskunde en artsen maatschappij & gezondheid wordt niet vervuld. Omdat er naar verhouding weinig mensen in deze beroepen werken, zijn de tekorten extra voelbaar.
Doorslaggevende factoren Hoe komt het nu dat basisartsen nauwelijks kiezen voor de public health-sector? Uit onderzoek komt allereerst naar voren dat het hebben van direct patiëntcontact erg hoog scoort bij artsen – en daarvan is binnen de extramurale beroepen nu eenmaal minder sprake. Verder blijkt dat ‘enthousiasme voor het vakgebied’ voor klinisch specialisten en huisartsen in opleiding de belangrijkste factor is in hun beroepskeuze, maar niet voor sociaalgeneeskundigen in opleiding. Zij hechten juist meer waarde aan arbeidsvoorwaarden, zoals het werken in loondienst en in deeltijd. Het lijkt dus een goed plan om de vaak gunstige arbeidsvoorwaarden van de extramurale groepen meer onder de aandacht te brengen bij studenten. Van Horssen: “Bij functies buiten het ziekenhuis is de werk-privéverhouding vaak gezonder. In het ziekenhuis is eerder sprake van een ratrace.”
'Het lijkt een goed plan om de vaak gunstige arbeidsvoorwaarden van de extramurale groepen meer onder de aandacht te brengen'
'Ik denk dat directe betrokkenheid van extramurale artsen bij de opleiding wenselijk is'
Curriculum aanpassen Wat tot slot opvalt, is dat het animo voor de extramurale beroepen sterk verschilt per universiteit. Universiteiten die – zoals Amsterdam UMC, maar ook Radboud UMC en Erasmus MC – meer aandacht besteden aan deze beroepen in de coschappen hebben ook hogere percentages basisartsen die voor deze erkende medische vervolgopleidingen kiezen. Natuurlijk is ook het curriculum van invloed. Sterker nog, de aanvankelijk grote interesse voor jeugdzorg bij studenten zie je in onderzoek zelfs dalen tijdens de opleiding! Het is daarom goed nieuws dat het Raamplan Artsopleiding 2020 ervoor pleit om in de geneeskundeopleiding meer aandacht te besteden aan integrale zorg, preventie en gezondheidsbevordering en aan de daarmee samenhangende carrièreperspectieven buiten het ziekenhuis. Bij de VU zijn er momenteel in de master al coschappen ouderengeneeskunde, huisartsengeneeskunde en sociale geneeskunde. In de bachelor vinden er workshops en informatieavonden plaats over banen zonder contact met patiënten. Ook bestaat er een cursus ‘leefstijl en gezondheidszorg’. Toch blijven het volgens Van Horssen druppels op een gloeiende plaat. Bovendien vindt hij dat je serieus moet afwegen wat zinvol is of niet. “Als je één college laat verzorgen door een jeugdarts of verslavingsarts, geeft dat dan een goed beeld van dat vak? Hoeveel nut heeft het als het maar een handjevol studenten trekt? Dat is maar de vraag. Bovendien zit het curriculum vol, dus als we iets willen toevoegen, moet er iets anders uit. Hoe dan ook denk ik dat directe betrokkenheid van extramurale artsen bij de opleiding wenselijk is. Dan wordt de jeugdarts eindelijk net zo’n bekend gezicht als de kinderarts.”