Interview met Cees Hertogh

Ruim baan voor de generalist


In de ouderenzorg voelt het voor dokters al snel alsof ze twee linker handen hebben. Ze hebben geleerd om enkelvoudige ziektes op te sporen en te behandelen, maar het klachtenpatroon van ouderen is vaak niet herleidbaar tot één aandoening. Dat frustreert. Hoog tijd om het medisch curriculum aan te passen.

Dat vindt Cees Hertogh, hoogleraar ouderengeneeskunde en ethiek van de zorg aan VUmc. “Het huidige curriculum is gebaseerd op een negentiende-eeuws paradigma: afzonderlijke ziektes hebben elk een eigen behandeling nodig. Die manier van denken past niet bij de groeiende groep oudere patiënten. Daarin komen meervoudige aandoeningen veel voor. Ouderengeneeskunde wordt nog gezien als de uitzondering, maar dat is het niet meer.”

1-0 Achter

Hertogh vindt daarom dat artsen in opleiding al vroeg een brede blik op de patiënt moeten meekrijgen, en meer oog moeten hebben voor kwetsbaarheid en voor multimorbiditeit. Zo’n integrale kijk komt nu pas laat in het curriculum aan de orde. “Dan sta je al met 1-0 achter. Ook omdat vanaf de start van de opleiding superspecialisten bovenaan staan in de hiërarchie. Generalisten, zoals huis- of ouderenartsen, staan onderaan. Onterecht, want de dokter van de toekomst heeft zo’n brede blik hard nodig.”

Tussen haakjes

Hertogh ziet een aantal veranderingen in de opleiding voor zich die hij mede baseert op het proefschrift van een van zijn promovendi, Ariadne Meiboom. “Geef die bredere blik een dominante rol in het curriculum en gebruik de generalist meer als rolmodel. Laat bijvoorbeeld een kernvak als algemene interne geneeskunde niet door een internist geven, maar door een huisarts. Een internist plaatst het verhaal van de patiënt tussen haakjes en let vooral op signalen waarmee hij een ziekte kan diagnosticeren. Maar er zit zo veel meer in zo’n verhaal: zaken die niet ziekte gerelateerd zijn en wel belangrijk voor de kwaliteit van leven. Huisartsen en ouderenartsen luisteren om een probleemdiagnose te stellen. Als iemand duizelig is en er is geen medische oorzaak voor, dan kun je nog wel nagaan wat zoiets betekent in het dagelijks leven en hoe je de patiënt kunt helpen te blijven participeren in de samenleving.”

Complexe puzzel

Studenten die kiezen voor ouderengeneeskunde, gaan mensen helpen bij de afbouw van hun leven. Toch zit daar perspectief in, vindt Hertogh. “We besteden veel aandacht aan palliatieve zorg. En het is een interessant vakgebied voor mensen die zich aangetrokken voelen tot langdurige contacten met patiënten. Je bent niet technisch ingesteld, maar je legt een complexe puzzel met medische én niet-medische stukjes.” Stages buiten het ziekenhuis kunnen ook helpen. “De follow up van patiëntcontacten kunnen we beter belichten: de specialist ouderengeneeskunde komt steeds meer aan huis, opnames duren korter.”

Nog een wens

Als hij dan toch hardop mag denken, heeft Hertogh nog een wens: meer kennis verzamelen over multimorbiditeit. “Als we het beter begrijpen, kunnen we studenten er beter op toerusten. Want het negentiende-eeuwse paradigma klopt niet en ziektes hangen onderling veel meer samen dan we denken.”